Een kano is een kano. Is dat zo? 30 jaar geleden kocht ik een tweede hands knalblauwe Gans rivierkano. Later kwamen daar nog bij: een grote Mohawk Canadees, een Trapper, een North Shore, een Preston, allerlei Eagles en derdewereld kano’s zonder merk. Na verhuizingen is die ouwe blauwe toch weer als enige overgebleven. Die hoort bij mij, de anderen zijn passanten. Ik zou er wel in begraven willen worden maar dat mag niet van de lijkbezorgingswet. En ook de familie zegt: ‘Te glad om te dragen’. Toch kan een kano zoveel meer zijn. Een kras voorbeeld. Een vriend was arts op Nieuw Guinea: ‘Jullie kanoërs zijn eigenlijk net als de Dali’s (de stam waar hij werkte), alleen júllie peniskoker is geplastificeerd en voor minder dan twee meter voor je doe je het niet’. Mijn vriend is dichter. Mijn nieuwsgierigheid was gewekt. Wat hebben dichters nog meer over kanoërs te zeggen?
Een echte kanokenner lijkt Remco Campert niet. Van week hout is een kano zelden gemaakt. Of is het hout week geworden omdat de wormen zich er doorheen vreten? Dat zou kunnen. Dan zal hij een houtworm bedoelen en niet van die die weke wormen. De klassieke houten kano staat symbool voor het even klassieke instituut van het huwelijk (‘de getrouwden’). Ik vind het voordeel van peddelen dat je juist niet met je vrouw in de boot zit. Experimenten met Mohawks en Trappers in die richting vielen bij ons niet goed uit. Een enorm pluspunt van mijn blauwe Gans: niemand kan erbij, hij is vol met mij. Bij Campert is het huwelijk een Canadees. Dat bevalt niet erg. In plaats van naar de natuur te kijken zitten ze te navelstaren (de omgekeerde verrekijker). Het schiet niet op met gummispanen. Die buigen mee. Wij zijn niet voor niets Kevlar-aanbidders. De proviand oogt onaantrekkelijk. Leven van wormen die uiteindelijk natuurlijk de boot doen zinken. Dat is dan de enige ontsnapping. Hadden ze maar niet moeten trouwen want het is een ‘zelfgeschapen’ situatie. Deze kano gaat ten onder en wordt een spookkayak, een soort ‘Vliegende Hollander’, die waarschuwt voor het huwelijk. Begin er niet aan!
In het slootje achter ons huis in Zuiderwoude (bij Broek in Waterland) hebben we ze gezien: honderden gehuurde Canadezen met de vrouw als boegbeeld, de man als stuurman. Soms een idylle, vaak een nachtmerrie. Alle wallekanten werden geraakt. Mijn woordenschat om vrouwen uit te schelden is enorm verrijkt. Op ons bruggetje moet Campert op één van zijn zeldzame uitjes buiten de grachtgordel gestaan hebben toen hij dit gedicht schreef. Alleen dat hout! Je ziet alleen maar kunststof en aluminium. Een houten Canadees wordt bevolkt door liefhebbers van de boot en van elkaar. Nee, van boten heeft de dichter geen verstand, wel van huwelijken. Voor zo ver mij bekend is hij, nu in de tachtig, aan zijn vierde bezig!
De Roos van Culemborg ziet overal poëzie. Zorgeloos maken we plannen en met fantasierijke hulp van partners wordt er iedere maand een mooi programma geprogrammeerd. Nieuwsgierig? Klik hier.