WEERZIEN
Voor William B
Toen na vele jaren
hij plotseling terugkwam
uit Amerika
had hij nog één been over
uit de kanker
maar hij beklaagde zich niet
hij was zeldzaam geworden
een koning op krukken en hij lachte
gretig en spotziek
als toen hij achttien was
en wij in ijle kano’s
weggleden over het oppervlak
van de onvergankelijke zomer.
J. W. Oerlemans
KONING OP KANOKRUKKEN
W. Oerlemans (1926-2011) is voluit een minor poet. Romantische gedichten in sobere taal, melancholie en besef van vergeefsheid en vergankelijkheid. Iedereen met enig gevoel heeft daar last van maar niet iedereen zet het om in gedichten. Zij die daartoe wel over gaan vullen de Kringloop op troosteloze industrieterreinen. In dit gedicht functioneert de kano als drager voor het droombeeld bij uitstek: de ver achter ons gelegen geïdealiseerde jeugd. Al te briljant wordt het niet uitgewerkt: glijden over het oppervlak, een onvergankelijke zomer en een ijle kano. Alles werkt mee in de richting van het cliché. Als dichters met kano’s gaan werken worden onze kunststoffen bootjes droomschepen waarop wij gelukkige matrozen waren, met diepe liefdes in het vooronder. En die hebben kano’s niet. In de praktijk was het sjouwen met het net iets te zware kreng, de meisjes gingen liever met zeilers om. De kano is de drijfkist van de solitair. Maar we hebben een rustplek in het verleden nodig en onze kajak zegt niets terug en wordt geduldig een mythe. Het ‘toen’ wordt steeds mooier: ijl, glijden, oppervlak en onvergankelijke zomer. Daar staat de kano van 50 jaar geleden voor. De gemiddelde TKBN-er bevaart zijn kano onbewust met dit verlangen.
Nooit bleef het daarbij. William B, de maat uit het droombeeld, vertrok naar Amerika en komt nu terug op één been minder dan toen. Het andere is hij kwijt geraakt: kanker, u weet wel. ‘Uit’ de kanker. Er is een land dat gedomineerd wordt door deze gruwelvorst, je mag blij als je daaraan ontsnapt en je hebt nog wat over.
Het middenstuk is opmerkelijk. Want wat je verwacht gebeurt niet. Niet de geslagen hond arriveert maar iets ‘zeldzaams’. Een knokker die zich er niet onder heeft laten krijgen. Op krukken zelfs nog een koning met bravoure, gretig en spotziek. Hij laat zich ieder geval niet kisten. Daarin is hij zeldzaam. In de verloren droom waren we vrij en beleefden het universum als onderdak. Maar de tijd leert je wel mores. Zo niet William B. Hij weet zijn identiteit te bewaren in de dagelijkse overval van de vergankelijkheid.
Wij zijn toeristische kanoërs, nogal laag-bij-het-water. Toch stel ik de vraag. Is dat sportieve gefrutsel van ons, dat gehannes op de vierkante meter, dat minimale geschrijf over overdraagplaatsen en het bier dat weer best smaakt na afloop van weer een geslaagde toertocht toch een echo van die verre vrijheid? Zijn kanoërs dichter bij het paradijs (geweest) dan gewone mensen? We gaan verder dan Oerlemans die alleen waarneemt. Durven we interpreteren? Is de onverschrokkenheid van William B mee ontwikkeld door zijn vroege kanotochten? Heeft de achttienjarige peddelaar voorgoed levenslust meegekregen? Geen kanker, geen demonen van de nacht, geen verraad of verleden krijgt de koning op kanokrukken er ooit nog onder!? Ergens zomert het in elke kanoër.
De Roos van Culemborg ziet overal poëzie. Zorgeloos maken we plannen en met fantasierijke hulp van partners wordt er iedere maand een mooi programma geprogrammeerd. Nieuwsgierig? Klik hier.